Paragrafen

Bedrijfsvoering

Rekenkameronderzoeken

Portefeuillehouder: Saskia Bruines

Hieronder wordt de navolging van de aanbevelingen uit de in 2023 en 2024 uitgevoerde en afgeronde onderzoeken toegelicht. Het gaat om 'Zorgen voor de jeugd’ (RIS317355) en ‘Werk aan welzijn’ (RIS 315975) in 2023 en Digitale Veiligheid mobiel werken (RIS320818) en de opvolgingsbrieven Opvolgingsbrief raadsbesluit bewonersparticipatie in de energietransitie “Meer doen met meedoen”, en Opvolgingsbrief Betaalbare woningbouw in 2024.

De onderzoeken zijn per jaar opgenomen. Tevens is een voorstel over de status opgenomen. Dit kan in behandeling of opgevolgd zijn. Met het vaststellen van de programmarekening gaat de raad akkoord met de status van de opvolging van de onderstaande aanbevelingen. Aanbevelingen die zijn opgevolgd komen niet terug in een volgend overzicht. 

2023

Zorgen voor de jeugd
De Rekenkamer Den Haag heeft in 2021 een onderzoek gepubliceerd over kostenstijgingen in de jeugdzorg en de informatievoorziening hierover aan de gemeenteraad. Naar aanleiding van het rekenkamerrapport heeft de raad op 25 november 2021 ingestemd met het raadsbesluit ‘Zorgen voor de jeugd’ (RIS 309389).
De drie aanbevelingen van de rekenkamer hadden betrekking op o.a. verhogen van de informatiewaarde van de voortgangsrapportages aan de raad en het registreren van het resultaat van trajecten.
In navolging hierop heeft de rekenkamer op 14 december 2023 een opvolgingsbrief rekenkameronderzoek
'Zorgen voor de jeugd’ (RIS317355) gedeeld met de commissie Samenleving, waarin is aangegeven in hoeverre het raadsbesluit is opgevolgd. De hoofdconclusie van de opvolgingsbrief rekenkameronderzoek
'Zorgen voor de jeugd’ is dat het raadsbesluit ten dele is opgevolgd. De Haagse jeugd- en gezinshulp
(RIS315245), die per 1 januari 2024 van start is gegaan, betreft een stelselwijziging die o.a. van invloed is op de organisatie van jeugdpreventie, de jeugdteams en ambulante jeugdhulp. Deze stelselwijziging maakt dat het raadsbesluit ‘Zorgen voor de Jeugd’ deels in een ander licht is komen te staan. De veranderende bekostigingssystematiek (van PxQ naar populatiebekostiging) vraagt een andere wijze van sturen en monitoren en daarmee een aangepaste wijze van rapporteren. Dit heeft er o.a. toe geleid dat het raadsbesluit ten dele is opgevolgd.

Aanbeveling 1: Verhoog de informatiewaarde van rapportages.
Op gemeentelijk niveau zijn de aanbevelingen van de rekenkamer op de volgende wijze in de jaarrapportage Jeugd 2023 (RIS319119) verwerkt:

  • De informatiewaarde is verhoogd door waar mogelijk een 3-jarig beeld weer te geven en zowel relatieve als absolute cijfers te benoemen;
  • Er is gerapporteerd op instroom, doorstroom, uitstroom en gemiddelde kosten per jeugdige.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 2: Maak mogelijk dat het soort verwijzer gekoppeld kan worden aan de declaraties.
Bij deze aanbeveling gaat over het koppelen van de soort verwijzer aan de declaraties, zodat per zorgproduct uitsplitsingen naar het soort verwijzer gemaakt kunnen worden. De koppeling tussen verwijzer en declaraties is inmiddels wel gerealiseerd, maar was nog niet zichtbaar in de rapportages van 2022 aan de raad. Dit moet zich namelijk in tijd uitfaseren om hier meerjarig betrouwbaar over te kunnen rapporteren en de juiste conclusies te kunnen trekken.
In de jaarrapportage Jeugd 2023 (RIS319119) is voor het eerst gerapporteerd over de link tussen verwijzers en kosten van jeugdzorg. Naast de verdeling van de verwijsstromen is ook het percentage van de uitputting van het totaal gedeclareerde bedrag van de specialistische jeugdhulp toegevoegd.
Door de stelselwijziging per 1 januari 2024 en wijzigingen in het landelijk berichtenverkeer is de ontsluiting van verwijsinformatie en link naar gedeclareerde bedragen veranderd. In de Jaarrapportage Jeugd 2024 geeft het College meer toelichting van deze veranderingen en de consequenties ervan.

De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Aanbeveling 3: Registreer het resultaat van trajecten
Voor wat betreft het registreren van het resultaat van trajecten is de conclusie dat dit ten dele is opgevolgd.
Er vinden ontwikkelingen plaats om het resultaat van trajecten in een nieuw systeem te ontsluiten, maar de resultaten hiervan zijn op dit moment nog niet beschikbaar, waardoor de raad hier nog niet over geïnformeerd kan worden. Zo is in 2023 op regionaal niveau de pilot outcome (resultaat) verder uitgerold om de jeugdzorgtrajecten te meten. Het nieuwe systeem dat hieraan ten grondslag ligt moet leiden tot geaggregeerde informatie per gemeente, per aanbieder en per product voor zover het niet herleidbaar is tot individuen.
In de Regiovisiemonitor 2024 zal een verdere opvolging worden gegeven voor wat betreft de registratie van het resultaat van de trajecten.

De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Werk aan welzijn
De Rekenkamer Den Haag heeft op 29 juni 2023 het onderzoeksrapport ‘Werk aan Welzijn’, RIS315975 gepubliceerd over de mate waarin de gemeente stuurt op het bereiken van haar doelen bij welzijnssubsidies.
Naar aanleiding van dit rekenkamerrapport heeft de raad op 5 oktober 2023 ingestemd met het raadsvoorstel Werk aan Welzijn-rekenkameronderzoek welzijnssubsidies, RIS315975.
De aanbevelingen van de rekenkamer hadden betrekking op o.a. de kaderstelling rondom het welzijnswerk, passende en wettelijk toegestane vormen van financiering van welzijnswerk en over de doelmatigheid van de monitoring en verantwoording.
In navolging op dit raadsbesluit heeft het college op 5 december 2023 een opvolgingsbrief aangeboden,
Procesplanning n.a.v. voorstel Rekenkameronderzoek Werk aan Welzijn, RIS317203. Deze procesplanning is op 8 februari 2024 in de Commissie Samenleving besproken. De hoofdconclusie van de opvolgingsbrief is dat er al verschillende verbetersporen liepen, die buiten de onderzoeksperiode vielen, vanuit het beleidsplan
Professioneel Welzijnswerk 2021-2024; Versterken en Verbinden (RIS310647). De aanbevelingen van de
Rekenkamer Den Haag geven welkome handvaten om de ingezette beleidslijn verder vorm te geven.

Aanbeveling 1: Draag het college op te zorgen voor een door de raad vastgesteld integraal beleidskader voor welzijnswerk dat zich richt op al het welzijnswerk dat welzijnsorganisaties uitvoeren.
We lopen op schema met de opvolging van deze aanbeveling. We werken aan integraal beleid wat betrekking heeft op de sociale basis waarin we maatschappelijke opgaven in samenhang benaderen. We werken hierin nauw samen met onze maatschappelijke partners in de stad. Zo is er op 20 november 2024 een brede participatiesessie gehouden en gesproken over onderwerpen als toegang tot voorzieningen, de rol van bewonersinitiatieven voor veerkrachtige wijken en de inzet van vrijwilligers. Het is de verwachting dat het beleidskader sociale basis Q1 2025 gereed zal zijn.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 2: Draag het college op met een voorstel te komen waarin is uitgewerkt hoe welzijnssubsidies in overeenstemming met wet- en regelgeving transparant en objectief worden verleend.

  • Op basis van het onderzoek naar de mogelijke financieringsmethodieken voor professioneel welzijnswerk is er gekozen om voor de jaren 2026 en 2027 te werken met een tweejarige subsidietender, zodat we kunnen inspelen op inhoudelijke en financiële ontwikkelingen. Na deze tweejarige tussenstap stappen we over op een langdurig partnerschap. U bent hierover middels een commissiebrief (Keuze nieuwe financiering professioneel welzijn, RIS319210 )geïnformeerd.
  • De voorbereidingsfase van de subsidietender is dit jaar gestart. De inhoudelijke, financiële en juridische uitgangspunten zijn op basis van het beleidsplan Professioneel Welzijnswerk 2021-2024 ‘Versterken en Verbinden’ (RIS310647 ) en de actualisatie hiervan met trends en ontwikkelingen op het gebeid van collectief, preventief en wijkgericht werken zijn in deze fase bepaald. Ook is in deze fase een start gemaakt met de inhoudelijke uitwerking van de subsidieregeling. Ditzelfde geldt voor de keuze in gebieds- en perceelverdeling van de subsidietender, deze is verwerkt in de tendercriteria van de subsidieregeling.
  • De inhoudelijke, financiële en juridische uitgangspunten van de subsidietender worden tezamen met de gebieds- en perceelverdeling in januari 2025 door het college vastgesteld en via een commissiebrief met de raad gedeeld.
  • De nieuwe subsidieregeling wordt eind Q1 2025 door het college vastgesteld en per 1 april 2025 gepubliceerd.
  • Publicatie van de nieuwe subsidieregeling per 1 april 2025 is van belang om de regeling per 1 januari 2026 in te kunnen laten gaan.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 3: Draag het college op een voorstel uit te werken waarmee het de raad inzicht biedt in het doelbereik, de behaalde prestaties en de lasten van het welzijnswerk.
We lopen grotendeels op schema met de opvolging van deze aanbeveling en brengen dit in lijn met de nieuwe financieringssystematiek.

  • Binnen het project betekenisvol Meten en Verantwoorden heeft een pilot plaatsgevonden, waarbij in 5 stadsdelen voor twee kernthema’s vanuit het gebiedsgerichte welzijnswerk, ‘sociale cohesie’ en ‘identiteitsontwikkeling’, geoefend is met uniform meten en vertellen. Voor het vertellen is gebruik gemaakt van de narratieve methodiek, waarbij vragenlijsten ontwikkeld zijn evenals een gestructureerde wijze om een impactverhaal te schrijven. In Q2 2024 is de pilot afgerond.
  • Vanwege het succes van de pilot is het project betekenisvol Meten en Verantwoorden in Q4 2024 verbreed naar individueel welzijnswerk. Voor zowel gebiedsgericht als individueel welzijnswerk worden alle kernthema's in samenwerking met welzijnsprofessionals uitgewerkt en maken we samen met de welzijnsorganisaties afspraken over de indicatoren per thema. Dit ronden we in Q1 af.
  • Er is besloten om het meten van de klanttevredenheid onder te brengen in het project 'Betekenisvol Meten en Verantwoorden'. Het alleen meten van de klanttevredenheid geeft onvoldoende zicht op de impact die de welzijnsorganisaties maken. Samen met de welzijnsorganisaties is in 2024 gewerkt aan een set indicatoren, om zowel de impact als de klanttevredenheid te meten.
  • In 2025 wordt in samenspraak tussen de welzijnsorganisaties en de gemeente bepaald hoe deze indicatoren gebruikt en gemeten gaan worden, om zo de impact van het professioneel welzijnswerk beter in kaart te brengen.
  • In 2024 zijn er, net als vorig jaar, een werkbezoek en een werkbespreking georganiseerd om de impact van de welzijnsinzet inzichtelijk te maken. Op 15 mei 2024 heeft Welzijn Scheveningen een werkbezoek georganiseerd en op 12 juni 2024 is er werkbespreking geweest.  
  • Het rapportageformat is aangescherpt om een beter beeld te krijgen over de resultaten van de individuele ondersteuning. De indicatoren die voortkomen uit het project 'Betekenisvol Meten en Verantwoorden' zullen in 2025 worden gebruikt om de rapportages zowel kwalitatief als kwantitatief te verrijken.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 4: Draag het college op in subsidieregelingen duidelijk te maken wat de doelen zijn van de informatie die subsidieaanvragers aan het college moeten aanleveren en alleen die informatie op te vragen die aansluit op deze doelen.
De uitvoering van deze aanbeveling is meegenomen bij de uitwerking van aanbeveling 2 en 3:

  • In de nieuwe financieringsmethodiek wordt aangegeven wat het doel is van de informatie die de gemeente vraagt aan de subsidievragers ter verantwoording van de subsidie (aanbeveling 2).
  • In samenwerking met de welzijnsorganisaties wordt gewerkt aan een verbeterde manier van verantwoorden om zo de impact van het professioneel welzijnswerk beter in kaart te brengen (aanbeveling 3).

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 5: Draag het college op ervoor te zorgen dat de inhoud van het subsidieregister overeenkomt met de gegevens uit het interne subsidiesysteem.
De acties zijn uitgevoerd, hiermee is voldaan aan deze aanbeveling. De volgende acties zijn in 2024 uitgevoerd:

  • Q1 2024: Identificeren aanpassingen in het nieuwe subsidiesysteem en subsidieregister: afgerond.
  • Q2 2024: Doorvoeren aanpassingen in de systemen: afgerond.
  • Q2 2024: Aanpassen verleende subsidies 2023 in het subsidieregister: grotendeels afgerond. De laatste aanpassingen zijn meegenomen in de systeemoptimalisatie van medio 2024.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 6: Draag het college op binnen twee maanden nadat de raad een besluit heeft genomen over deze aanbevelingen een planning naar de raad te sturen voor de opvolging van de voorgaande aanbevelingen.
Met de brief Procesplanning n.a.v. Voorstel Rekenkameronderzoek Werk aan Welzijn RIS317203 van 11 november 2023 heeft het college aan deze aanbeveling voldaan.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Vervuiling van de openbare ruimte
In 2021 heeft de rekenkamer het onderzoek ’Schoon op papier’ gepubliceerd. In december 2022 is het onderzoek het raadsbesluit behandeld in de gemeenteraad. Op 27 oktober 2023 heeft de rekenkamer een zienswijze op het Aanvalsplan Afval  (RIS231979) van het college gegeven. Daarbij is aangegeven in hoeverre het college met dit Aanvalsplan opvolging geeft aan het raadsbesluit ‘Schoon op papier’ van 21 december 2022 naar aanleiding van het gelijknamige onderzoek. 

Aanbeveling 1: Draag het college op een aangescherpt beleidsplan voor vervuiling van de openbare ruimte op te stellen en dit ter besluitvorming voor te leggen aan de gemeenteraad.
Het Aanvalsplan Afval is, na vaststelling door het college in 2023, als raadsvoorstel aan de raad aangeboden en op 20 juni 2024 door de raad vastgesteld. Er zijn nieuwe en scherpere doelen vastgesteld, waarbij de landelijk erkende beeldmeetlatten-systematiek wordt gebruikt. Er wordt ook per stadsdeel gerapporteerd, zoals de Rekenkamer in de zienswijze over de navolging van het raadsbesluit aangeeft. Er zijn voor 20 vuilsoorten normscores bepaald. Daarnaast is bij het raadsvoorstel van het Aanvalsplan een suggestie gedaan voor een specifiekere doelstelling in de begroting, waarbij ook op wijkniveau (voor 25 wijken) een norm is vastgesteld. De raad heeft met de nieuwe effectindicator via een raadsbesluit ingestemd.      

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 2: Draag het college op de uitvoering mede te richten op het voorkomen van vervuiling van de openbare ruimte en niet alleen op het wegnemen daarvan.
Het voorkomen van afvaloverlast (preventie) is een van de drie pijlers uit het Aanvalsplan Afval 2023-2026. De preventieve aanpak houdt in dat we door participatie- en educatieactiviteiten, communicatie en eigenaarschap willen voorkomen dat zwerfafval ontstaat. Het uitvoeren van een onderzoek naar de achterliggende oorzaken van vervuiling is als actiepunt opgenomen in het Aanvalsplan. In februari 2024 is een onderzoeksopzet naar de raad gestuurd, zie commissiebrief (RIS318069).De eerste verkennende fase is afgerond. De verdiepende en ontwerpende fase vinden gedeeltelijk parallel plaats. Met deze ontwerpende aanpak kan op basis van voortschrijdend inzicht tijdig worden bijgestuurd. Ook wordt bij het onderzoek gericht op specifieke kenmerken van locaties/situaties met ernstige overlast. Hiermee wordt aan de aandachtspunten van de Rekenkamer voldaan zoals aangegeven in de zienswijze over de navolging. De verwachting is dat het onderzoek in 2025 is afgerond.

De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Aanbeveling 3: Draag het college op periodiek te rapporteren over de aanpak van vervuiling van de openbare ruimte.
Er wordt periodiek over de aanpak van vervuiling gerapporteerd middels de voortgangsrapportages van het Aanvalsplan Afval. De voortgangsrapportage over 2023 (RIS318448)is al met de raad gedeeld. De rapportage over 2024 volgt eind Q1 van 2025.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Aanbeveling 4: Draag het college op binnen zes maanden een aanpak voor de uitvoering van aanbevelingen 1 tot en met 3 voor te leggen aan de gemeenteraad.
Zie voorgaande reactie.

De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

2024

Bewonersparticipatie in de energietransitie
De rekenkamer heeft in 2023 het onderzoek Meer doen met meedoen, bewonersparticipatie in de energietransitie gepubliceerd.
Naar aanleiding van het rekenkamerrapport heeft de raad op 5 juli 2023  een raadsbesluit genomen (RIS 314990). Op 11 september 2024 heeft de rekenkamer een opvolgingsbrief (RIS319771) waarin staat in hoeverre de gemeente, met de conceptparticipatieverordening Den Haag 2024 en het concept Handboek Participatie, het raadsbesluit naar aanleiding van het rekenkameronderzoek ‘Meer doen met meedoen’ heeft opgevolgd. De rekenkamer constateert in dit opvolgingsonderzoek dat het college met de nieuwe conceptparticipatieverordening Den Haag 2024 op hoofdlijn voldoet aan het besluit om een gemeentebreed kader voor bewonersparticipatie uit te werken. Tegelijkertijd constateert de rekenkamer dat het Handboek Participatie niet voldoet aan het besluit om een handleiding voor ambtenaren in de uitvoering op te stellen.
In aanvulling op deze brief van 11 september geeft de rekenkamer in de vervolgbrief van 5 november 2024 aan, in hoeverre er met de wijzigingen in het definitieve voorstel voor de Participatieverordening Den Haag 2024 en het Handboek Participatie invulling is gegeven aan het raadsbesluit. De rekenkamer constateert dat in het definitieve voorstel van de Participatieverordening nog niet alle voorwaarden uit het raadsbesluit zijn geborgd. Het definitieve voorstel voor het Handboek komt grotendeels wel tegemoet aan het verzoek van de raad om te komen met een handleiding voor ambtenaren.

Aanbeveling 1
Draag het college op een voorstel uit te werken voor een gemeentebreed kader voor bewonersparticipatie en dit ter besluitvorming aan de raad voor te leggen, waarin tenminste is vastgelegd: a) aan welke minimale voorwaarden bewonersparticipatie te allen tijde moet voldoen, zoals het voorafgaand aan een participatietraject duidelijk maken van het doel, de doelgroep, de onderwerpen waar participatie zich op richt, welke invloed bewoners krijgen op besluitvorming en hoe de gemeente de inbreng van bewoners meeneemt in (bestuurlijke) besluitvorming; b) hoe de gemeente meer en moeilijk bereikbare groepen bewoners wil bereiken; c) dat het gemeentebrede kader periodiek wordt geëvalueerd en herijkt, onder meer op basis van lessen uit eerdere participatietrajecten.

Aanbeveling 2
Draag het college op de ambtelijke organisatie duidelijkheid te geven over de uitgangspunten voor bewonersparticipatie en de wijze waarop deze praktisch toegepast moeten worden en daartoe:
a) een handleiding op te stellen waarin duidelijk wordt aan welke voorwaarden en andere kaders participatietrajecten moeten voldoen (gebaseerd op het kaderstellend document), hoe dit moet worden uitgevoerd en deze handleiding breed onder de aandacht te brengen binnen de organisatie;
b) een centraal punt binnen de ambtelijke organisatie verantwoordelijk te maken voor het actief communiceren van de kaders en uitgangspunten naar ambtenaren.

Aanbeveling 3
Draag het college op in alle voorstellen voor besluitvorming door het college of de raad waarbij bewoners in de voorbereiding hebben geparticipeerd, een passage op te nemen waarin uiteen wordt gezet hoe bewoners hebben geparticipeerd en hoe hun inbreng inhoudelijk is verwerkt in het betreffende voorstel. Draag het college op deze werkwijze in het gemeentebrede kader op te nemen.

Aanbeveling 4
Draag het college op voorafgaand aan elk participatietraject een plan van aanpak op te stellen waarin onder andere:
a) de bewonersparticipatie concreet en in overeenstemming met de voorwaarden uit het gemeentebrede kader is uitgewerkt;
b) heldere afspraken zijn opgenomen over rollen en verantwoordelijkheden tussen bewoners en de gemeente en over de planning.
Draag het college op deze werkwijze in het gemeentebrede kader op te nemen.

Aanbeveling 5
Draag het college op om lessen uit de uitvoering van bewonersparticipatietrajecten mee te nemen in verbetering van die uitvoering door:
a) tussentijds en na afronding van trajecten van bewonersparticipatie deze te evalueren;
b) deze evaluaties te baseren op de voorwaarden voor bewonersparticipatie, zoals die zijn opgenomen in het gemeentebrede kader voor bewonersparticipatie;
c) de uitkomsten van deze evaluaties vast te leggen en te gebruiken voor verbetering van de uitvoering en herijking van het gemeentebrede kader voor bewonersparticipatie.

Aanbeveling 6 Draag het college op binnen twee maanden nadat de raad een besluit heeft genomen over deze aanbevelingen een planning naar de raad te sturen voor de opvolging van de voorgaande aanbevelingen.

In de commissiebrief ‘Verificatie overgenomen adviezen rapport Rekenkamer in de participatieverordening’ (RIS320080) wordt aangegeven hoe de adviezen uit het Rekenkamerrapport ‘Meer doen met meedoen’ (RIS314990) zijn overgenomen in de geactualiseerde Inspraak- en Participatieverordening Den Haag 2024. De raad heeft tijdens de gemeenteraadsvergadering van 18 december 2024 de participatieverordening en handboek participatie (RIS319848) geamendeerd vastgesteld.

De aanbevelingen zijn hiermee opgevolgd.

Onderzoek digitale veiligheid mobiel werke n
De rekenkamer heeft op 12 december het onderzoeksrapport ‘Veilig op afstand’, RIS320818,gepubliceerd. Hetrapport gaat over de digitale veiligheid mobiel werken.  Naar aanleiding van het rapport heeft de raad in januari 2025 het raadsvoorstel behandeld. De aanbevelingen hebben betrekking op het ICT -beleid, de bewustwording van medewerkers voor de veiligheid en de risicobeheersing.

Aanbeveling 1:
Draag het college op het ICT-beleid en de ICT-organisatie te herzien en daarbij:
a. de inventarisatie en analyse van mogelijke risico's voor de beveiliging van ICT integraal onderdeel te maken van de besluitvorming.
b. beleid voor mobiel werken en de beveiliging daarvan op te stellen en uit te dragen.
c. informatie-uitwisseling over beveiligingsrisico’s en mogelijke beheersmaatregelen binnen de organisatie te reguleren.
d. een compleet en centraal overzicht op te stellen van het gemeentelijk ICTlandschap en dit overzicht te beheren.

Aanbeveling 2:
Draag het college op medewerkers van de gemeente bewust en medeverantwoordelijk te maken voor de veiligheid van mobiel werken

Aanbeveling 3:
Draag het college op bestaande technische mogelijkheden voor toegangsbeveiliging beter te benutten, om zo de door de rekenkamer geconstateerde risico's beter te beheersen

Aanbeveling 4:
Draag het college op binnen twee maanden nadat de raad een besluit heeft genomen over de aanbevelingen, te rapporteren over een plan van aanpak voor de opvolging van dit onderzoek

Het rekenkameronderzoek Veilig op afstand is eind 2024 gepubliceerd in de rekeningencommissie en staat in maart 2025 geagendeerd in de commissie bestuur. In de bestuurlijke collegereactie die in het rapport is opgenomen staat dat in beginsel alle aanbevelingen worden herkend en opgevolgd gaan worden.

De aanbevelingen zijn hiermee in behandeling.

Betaalbare woningbouw
Op 10 november 2022 heeft de rekenkamer de uitkomsten van het onderzoek naar betaalbare woningbouw gepubliceerd. De raad heeft via het amendement Stuur op langdurig sociale huurwoningen 1 van de vier aanbevelingen geschrapt., vervolgens is het geamendeerde raadsvoorstel unaniem aangenomen in december 2022. De rekenkamer heeft in september 2024 een brief aan de raad gestuurd waarin staat in hoeverre de gemeente, met de Voortgangsrapportage 2023 en het concept Woonvisie 2040, het raadsbesluit Verkenning rekenkamer betaalbare woningbouw heeft opgevolgd. De rekenkamer constateert in dit opvolgingsonderzoek dat het college met de nieuwe Voortgangsrapportage 2023 en Woonvisie 2040 het belangrijkste doel van de aanbevelingen uit 2022 niet realiseert. In een update van de opvolgingsbrief van de rekenkamer uit november 2024 geeft de rekenkamer aan in hoeverre er met de wijzigingen in het definitieve voorstel voor de Woonvisie 2040 invulling is gegeven aan het raadsbesluit. De rekenkamer heeft vastgesteld dat de wijzigingen in de Woonvisie 2040 niet van invloed zijn op de constateringen uit de opvolgingsbrief van september.

Aanbeveling 1. Maak helder dat de betaalbaarheidsambitie is gericht op toegevoegde Nieuwbouwwoningen.
In de Voortgangsrapportage Woningbouw 2024 die in Q2 naar de raad wordt gestuurd, komt het college met een reactie en worden de aanbevelingen uit de opvolgingsbrief waar mogelijk verwerkt.
De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Aanbeveling 2. Stel doelen voor betaalbare woningbouw ook in absolute aantallen
Zie reactie bij aanbeveling 1
De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Aanbeveling 3. Overweeg ook een ambitie te formuleren voor goedkope huurwoningen die gerealiseerd worden door private ontwikkelaars.
Aanbeveling drie is door de raad geschrapt.
Zie reactie bij aanbeveling 1
Voorstel status: niet overgenomen door de raad

Aanbeveling 4. Laat alle toekomstige rapportages aansluiten op de gemeentelijke betaalbaarheidsambitie. De voortgangsrapportages kunnen daarmee meer inzicht geven in hoe het staat met de realisatie van de betaalbaarheidsambitie. Momenteel wordt bijvoorbeeld in enkele rapportages de nieuwbouwcategorie goedkope huur bij middeldure huur geteld, terwijl voor de goedkope huur géén ambitie is geformuleerd.

Zie reactie bij aanbeveling 1
De aanbeveling is hiermee in behandeling.

Deze pagina is gebouwd op 05/21/2025 13:55:11 met de export van 05/21/2025 10:30:25